Achterop niet per direct fout KIFID

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-522 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris)

Klacht ontvangen op : 4 december 2017

Ingediend door : Consument

Tegen : Unigarant N.V., h.o.d.n Unigarant Verzekeringen gevestigd te Hoogeveen, verder te noemen Verzekeraar

Datum uitspraak : 22 augustus 2018

Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument is op de snelweg bij een aanrijding met een ander voertuig betrokken geraakt. Het voertuig van Consument is daarbij aan de achterzijde geraakt. Consument heeft de Verzekeraar van de Tegenpartij aansprakelijk gesteld voor het veroorzaken en de gevolgen van de aanrijding. Vast staat dat voorafgaand aan de aanrijding sprake was van een verkeersruzie tussen partijen.

De Commissie overweegt dat Consument onvoldoende heeft aangetoond dat de Tegenpartij aansprakelijk moet worden geacht voor de ontstane schade. Weliswaar staat vast dat de Tegenpartij met zijn voertuig de achterzijde van de auto van Consument heeft geraakt, maar dit is, gelet op de verkeersruzie tussen beide bestuurders, op zichzelf van te weinig betekenis om daaraan de conclusie te verbinden dat de Tegenpartij voor de (gehele) schade aansprakelijk is. De vordering wordt afgewezen.

 

1.Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

  • het door gemachtigde van Consument digitaal ingediende klachtformulier met bijlagen;
  • het verweerschrift van Verzekeraar;
  • de repliek van Consument;
  • de dupliek van Verzekeraar.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

De Commissie stelt is van oordeel dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak zal daarom op grond van de stukken worden beslist.

  1. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1          Op 25 augustus 2016 omstreeks 6.30 uur is Consument als bestuurder van zijn personenbus van het merk Opel, betrokken geraakt bij een aanrijding met een personenauto van het merk Mercedes (verzekerd bij Verzekeraar, hierna te noemen: de Tegenpartij).

2.2          Voorafgaand aan de aanrijding hebben Consument en de Tegenpartij ruzie met elkaar gekregen.

2.3          Consument heeft de Verzekeraar van de Tegenpartij aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van de aanrijding.

2.4          In het proces-verbaal van aangifte van vernieling van een auto van Consument is onder meer het volgende opgenomen:

2.5          In het proces-verbaal van aangifte door de Tegenpartij van vernieling van zijn auto is onder meer het volgende opgenomen:

2.6          Verzekeraar heeft de claim van Consument afgewezen omdat hij van oordeel is dat Consument en de Tegenpartij ieder aansprakelijk zijn voor hun eigen schade op grond van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

  1. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument

3.1          Consument vordert dat Verzekeraar wordt veroordeeld tot vergoeding van de door hem geleden schade van € 2.311,11.

 

Grondslagen en argumenten daarvoor

3.2          Consument vordert dat Verzekeraar erkent dat de Tegenpartij geheel aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan als gevolg van de aanrijding.

3.3          Verzekeraar heeft de claim van Consument ten onrechte afgewezen. Consument is van achteren aangereden door de Tegenpartij. Uit artikel 19 RVV 1990 volgt dat bij een kop-staartbotsing de bestuurder van de achterop rijdende auto aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade. De Tegenpartij was aan het bumperkleven en heeft onvoldoende afstand tot de auto van Consument in acht genomen. Hierdoor is de aanrijding ontstaan. Consument betwist dat hij plotseling heeft geremd.

 

Verweer

3.4          Verzekeraar heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

  1. Beoordeling

 

4.1        Vooropgesteld wordt dat op Consument de bewijslast rust van de stelling dat de Tegenpartij op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de aan de auto van Consument toegebrachte schade. De Commissie is van oordeel dat Consument dit bewijs niet heeft geleverd. Weliswaar staat vast dat de Tegenpartij met zijn voertuig in aanraking is gekomen met de achterzijde van de auto van Consument, maar dit is op zichzelf van te weinig betekenis om daaraan op grond van het door Consument ingeroepen artikel 19 RVV 1990 de conclusie te verbinden dat de Tegenpartij aansprakelijk is voor de schade. Een feit is immers ook dat tussen beide bestuurders een verkeersruzie was ontstaan die heeft voortgeduurd tot het moment dat beide auto’s met elkaar in aanraking zijn gekomen, terwijl gelet op de hiervoor weergegeven inhoud van de processen-verbaal van politie ook aannemelijk is dat de bestuurders elkaar daaraan voorafgaand over en weer zijn blijven opzoeken. Niet kan worden vastgesteld wie de verkeersruzie heeft veroorzaakt, en dus ook niet dat de Tegenpartij daarvoor verantwoordelijk is, noch dat Consument daaraan geen enkele schuld heeft gehad. Bij die stand van zaken moet de vordering, dat Verzekeraar erkent dat de Tegenpartij voor de schade geheel aansprakelijk is, worden afgewezen. De vraag of en in hoeverre sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW kan dus onbesproken blijven. De vordering wordt afgewezen.

 

  1. Beslissing

 

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.